Een korte samenvatting van de SDG Rapportage 2020 voor het bedrijfsleven

De Rijksoverheid en verschillende maatschappelijke sectoren hebben de vierde SDG-voortgangsrapportage ‘Nederland Ontwikkelt Duurzaam’ samengesteld die op Verantwoordingsdag naar de Tweede Kamer is gestuurd. Steeds meer bedrijven gaan bewust met de Sustainable Development Goals (SDGs) aan de slag, intensiveerden bestaande inzet of ontdekten de SDG agenda voor het eerst. Deze inzet sluit aan bij de grote transities waar wij als Nederland én de wereld voor staan. Het roer moet om willen we over 10 jaar de doelen halen. Vooral op de terreinen van milieu en ongelijkheid, o.a. voor vrouwen, jongeren en werknemers is er nog voldoende te doen.

En waarom nu aandacht voor een SDG-rapportage in tijden van de huidige corona-crisis? De huidige crisis zal zeker van invloed zijn op de mate waarin we als Nederland op koers liggen om de doelen in 2030 te behalen, zowel in negatieve als positieve zin. Hoe dichter bij het behalen van de SDGs, des te beter we in staat zijn snel te herstellen van de huidige en toekomstige crises.

We staan aan het begin van de Transition Twenties en de door de VN uitgeroepen Decade of Action and Delivery. De SDGs kunnen ons hierbij helpen. Ze bieden een concreet actieplan in begrijpelijke taal voor een duurzame en inclusieve samenleving. Samen kunnen we de Decade of Action and Delivery tot een succes maken.

Bedrijfsleven en financiële instellingen
Opgesteld door en onder verantwoordelijkheid van Global Compact Netwerk Nederland en werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland.

Voortgang SDGs bij bedrijfsleven en financiële sector
Steeds meer bedrijven gaan bewust met de SDGs aan de slag, zo blijkt uit diverse studies. Uit onderzoek van PwC blijkt dat 93% van de onderzochte Nederlandse voornamelijk beursgenoteerde bedrijven de SDGs in hun jaarverslag noemen. In de voortgangsrapportage van UN Global Compact werd geconcludeerd dat 81% van de onderzochte bedrijven ook specifiek rapporteren over de acties gekoppeld aan de SDGs en dat steeds meer CEO’s zich persoonlijk gecommitteerd voelen aan het behalen van deze doelen. Uit de Nederlandse transparantiebenchmarkvan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat blijkt dat van de organisaties die de SDGs noemen in hun jaarverslag, 75-86% deze ook koppelt aan strategie, doelstellingen of beleid.
Met nog tien jaar te gaan, groeit echter ook het besef dat de huidige inzet opschaling en meer ambitie vereist.

Op kritische terreinen zoals klimaatverandering en ongelijkheid, o.a. voor vrouwen, jongeren en werknemers, is er onvoldoende voortgang. De bereidheid is er vaak wel bij bedrijven, maar zij geven aan te worstelen met de wijze waarop ze de SDGs een plek kunnen geven binnen hun organisatie.

Uit het onderzoek van PwC blijkt dat slechts een derde van de onderzochte bedrijven SDG-subdoelen in hun strategie heeft gekozen en slechts 13% een kwantitatieve ambitie op de SDG-subdoelen heeft geformuleerd. De SER concludeerde in het adviesrapport Kansen pakken en risico’s beheersen dat bedrijven zich voor een concreet handelingsperspectief eerder laten leiden door de richtlijnen voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) dan de SDGs en nog niet optimaal verbinding leggen tussen die twee. De SDGs geven het beleid voor IMVO richting en andersom geeft IMVO de SDGs handen en voeten.

Om te onderzoeken hoe duurzaam het Nederlandse bedrijfsleven is, heeft MVO Nederland een nieuwe index geïntroduceerd: de Nieuwe Economie Index (NEx). Deze index meet het percentage van de Nederlandse economie dat circulair, klimaatneutraal en inclusief is. Volgens berekening zou een NEx van 20% in 2025 nodig moeten zijn om een kantelpunt te bereiken; vanaf dat moment verduurzaamt de economie steeds sneller. In 2020 staat dit percentage op 12,1%. Waar het Nederlands bedrijfsleven het goed doet op inclusiviteit (SDG 10) en circulaire economie (SDG 12), is er nog een lange weg te gaan op het vlak van hernieuwbare energie (SDG 7), zoals ook blijkt uit onderzoek van Eurostat.

Publiek-private partnerschappen en inspirerende voorbeelden
Beleidsmatig zijn er in Nederland (bijv. Klimaatakkoord, Nationaal Preventieakkoord Zorg) en in Europa (bijv. Europese Green Deal) goede stappen voorwaarts gezet voor positieve impact op de SDGs. Publiek-private samenwerking en partnerschappen (SDG 17) dragen bij aan het vergroten van maatschappelijke impact. Zo is een meer missie-gedreven innovatiebeleid vormgegeven. En zijn er 10 IMVO convenanten tot stand gekomen die volgens de voortgangsrapportage goede handvatten bieden voor bedrijven om samen met NGO’s, overheden en vakbonden misstanden aan te pakken en een bijdrage te leveren aan de SDGs.

Het afgelopen jaar kwamen diverse Green Deals gericht op afspraken en concrete projecten tussen overheid en andere partijen tot stand (bijv. de Green Deals over Circulaire festivals, Zeevaart, Binnenvaart en havens, Aquathermie en Natuur inclusieve landbouw & groen onderwijs) of bereikten meer massa doordat nieuwe partijen zich hieraan verbonden (bijv. Green Deal Zorg). Ook wordt er bedrijfsoverstijgend aan voortgang op de SDGs gewerkt, door: SDG Nederland, MVO Nederland, Global Compact Netwerk Nederland, Groene Groeiers Netwerk en de DutchSustainable Growth Coalition (DSGC).

Kennisinstellingen
Nationale initiatieven in onderzoek
De 25 routes van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) laten een overlap met de SDGs zien. Veel van de toegekende projecten zullen in potentie dan ook een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de SDGs, hoewel dat (nog) niet expliciet wordt gemaakt. In samenwerking met ministeries zijn enkele thematische onderzoeksprogramma’s ontwikkeld op terreinen zoals biodiversiteit, ecologie, voedselsystemen en armoede. Met het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een programma ontwikkeld waarin de link met de SDGs wel expliciet is gemaakt. Hiermee wordt onderzoek mogelijk gemaakt wat ingaat op de interacties tussen de SDGs en de gevolgen voor beleidsinterventies in ontwikkelingslanden.
In het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) 2020-2023 bekrachtigen bedrijven, kennispartijen en overheden hun inzet op de belangrijke innovatiethema’s voor de komende jaren. In het KIC investeren zij gezamenlijk in innovatie, aansluitend op het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid van het kabinet. De focus van de samenwerking ligt op vier brede maatschappelijke thema’s die ook gedeeltelijke overlap vertonen met de 17 ontwikkelingsdoelen: ‘Energietransitie en Duurzaamheid’, ‘Landbouw, Water en Voedsel’, ‘Gezondheid en Zorg’ en ‘Veiligheid’. De eerste calls op deze thema’s zijn gepland voor 2020.

Een greep uit concrete initiatieven:
Economische en ecologische SDGs

  • Begin 2019 is door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, MVO-Nederland, VNO-NCW en MKB-Nederland het Versnellingshuis voor de circulaire economie (SDG 12) opgericht, met als voorbeeld van eenconcreet doorbraakproject ‘Dutch Circular Textile Valley’.
  • De Logistieke Alliantie werkt aan de transitie naar lage emissie- en emissieloze mobiliteit (SDGs 9 en 11).
  • In een SDG publicatie van de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen is inzichtelijk gemaakt hoe detuinbouwsector werkt aan nieuwe technologieën en producten ten behoeve van innovatie op het terrein van voeding, energie en klimaat (p. SDG 2, 7, 12, 13 en 15).
  • Vanuit MVO Nederland is het platform Verspilling is Verrukkelijk opgezet, waarin ondernemers met oplos­singenvoor voedselverspilling samenwerken (SDG 12).
  • Een vergelijkbaar netwerk is er bijvoorbeeld voor de zorg (SDG 3) en de voedingsmiddelenindustrie, via de Alliantie Verduurzaming Voedsel (SDG 12).
  • Met het betonakkoord wordt in gezamenlijkheid gewerkt aan duurzaam beton (SDG 9, 12, 13).
  • MVO Nederland faciliteert de verduurzaming van de Nederlandse drinkwaterbedrijven onder de noemer ‘Blauwe Netten’ (SDG 6).
  • In het brancheplan Duurzaam Verpakken werken de supermarkten aan gebruik van minder verpakkingen en meer recyclebare verpakkingen (SDG 12).
  • Binnen het DSGC kwamen het Clean Shipping project (via scheepvaart op basis van frituurvet) en kwam het Corporate Biofuels program tot stand (SDGs 7 en 13).
  • Het Groene Groeiers Netwerk van VNO-NCW is in 2019 een groot matchmaking traject gestart op uitdagingen op het gebied van stikstof (SDG 13).
  • Binnen NL Works is aan nieuwe projecten gewerkt gericht op het internationaal vermarkten van Nederlandse oplossingen op het vlak van SDGs.

Sociale SDGs

  • Oprichting van Safety Delta Nederland voor innovatieve oplossingen voor veiligheid bij gebruik van gevaarlijke stoffen (SDG 3).
  • In de Stichting van de Arbeid is er gestart met een actualisering van de checklist Je verdiende loon!, gericht op gelijke beloning mannen en vrouwen (SDG 5).
  • Ook in 2019 heeft de marktsector weer dedoelen ruim gehaald om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen (SDG 10).
  • In 2019 is er ook gestart met Perspectief op werk, gericht op plannen tussen lokaal bedrijfsleven en kerngemeenten over toetreding van mensen uit de bijstand (SDG 1 en 8).
  • In het SER advies ‘diversiteit in de top, tijd voor versnelling’ werd o.a. ruimte geboden voor een ingroeiquotum­ voor beursgenoteerde ondernemingen van 30% vrouwen in de raden van commissarissen (SDG 5).
  • Het NL bedrijfsleven georganiseerd in VNO-NCW en MKB-Nederland heeft samen met partners NABC,
  • FMO DECP en PUM Netherlands senior experts een Afrika Strategie uitgewerkt gericht op duurzame economischeontwikkeling (SDG8) via een betere samenwerking tussen het Nederlandse en Afrikaanse bedrijfsleven (SDG 8).
  • PUM Netherlands senior experts voerde programma’s uit gericht op duurzame handelsketens in onder andere landbouw en veeteelt (SDG 8).
  • In het project Futureproof Coffee Collective werkten True Price, Soil&More, EY en MVO Nederland samen een gezamenlijk meetmodel en een pilot in Colombia om de werkelijke kosten voor koffie in kaart te brengen (SDG 1 en 8).
  • Vanuit de Nederlandse Vereniging van banken (NVB) werd gestart met een pilot Advisory Panel on ResponsibleBanking, gericht op o.a. best practices waarborging mensenrechten (SDG 10).

Uitdagingen en kansen
Samenhang MVO en SDGs

Zoals ook de SER beschreef, liggen er kansen in een betere samenhang tussen (Internationaal) MVO en de SDGs. In toenemende mate nemen bedrijven en instellingen maatregelen om hun negatieve ecologische en sociale voetafdruk te verkleinen en daarnaast om de positieve impact te vergroten. Voor bedrijven betekent dit een andere mindset, omdat er een volledig beeld moet bestaan van negatieve en positieve impact en dit vertaald moet worden naar de bedrijfsstrategie.

Integraliteit en Impact
Bedrijven willen steeds meer kunnen sturen op maatschappelijk rendement, waarbij de integraliteit tussen de SDGs belangrijk is om cherry picking te voorkomen. Het meten van deze impact wordt door bedrijven als lastig ervaren en vereist inzicht in niet-financiële en niet-kwantitatieve resultaten. Het is voor bedrijven vaak een zoektocht om de best passende impact meet methode voor hun organisatie te vinden. Er zijn tal van initiatieven, zoals de dit jaar gelanceerde MAEX.

Rapportering
Uit de transparantiebenchmark 2019 kwamen een aantal trends naar voren op het terrein van rapportering. Niet-financiële doelstellingen worden vaker opgenomen in de algehele geïntegreerde bedrijfsstrategie. Aandachtspunt is het bieden van volledige transparantie over ketenverantwoordelijkheid. Er is een groeiende behoefte aan verificatie bij niet-financiële informatie, om te beoordelen of de informatie relevant en compleet is en hiermee greenwashing te voorkomen. Een inspirerend voorbeeld voor het betrekken van de SDGs in de verslaglegging bood ABN AMRO dit jaar, met een Impact Report Integrated Profit & Loss Statement.

Betrokkenheid van stakeholders
Minstens 8 op de 10 Nederlanders vindt het belangrijk dat bedrijven zich richten op het zo goed mogelijk zijn voor mens, maatschappij en milieu, zoals blijkt uit meting van de Maatschappelijke Impact Monitor. Betrokkenheid van stakeholders is hierbij cruciaal, zie ook het Brugproject van VNO-NCW. Op deze wijze kan de impact van een bedrijf nader beschouwd worden en transparantie worden geboden over ingewikkelde dilemma’s.

Rol van financiële instellingen en investeerders
Het belang van niet-financiële indicatoren in besluitvormingsprocessen groeit bij zowel beleggers als financiële instellingen. De accountant kan een belangrijke rol hierin spelen. Binnen het DNB Platform voor DuurzameFinanciering wordt door financiële instellingen gezamenlijk gewerkt aan verduurzaming. De Nederlandse financiële sector heeft een commitment ondertekend waarmee zij zich verplicht vanaf 2020 te rapporteren over de klimaatimpact van hun financieringen en beleggingen

Rol van jonge professionals
Vanuit het bedrijfsleven wordt de rol van Young Professionals in de SDG agenda belangrijk geacht als besluitvormers van de toekomst. Vanuit Global Compact Netwerk Nederland (bedrijvennetwerk) werd het reeds bestaande Young Professionals Programma in 2019 opgeschaald. Daarnaast zijn jonge professionals vaak verenigd rondom SDG-thema’s in netwerken zoals de Dutchtainables: een netwerk van jonge medewerkers van Nederlandse multinationals en via de Jonge Krachtenbundelaars, een open netwerk voor jonge professionals die bijdragen aan duurzame sociale en maatschappelijke transities.

Nieuwe initiatieven in het afgelopen jaar

In oktober bracht de SER een advies uit over het bij elkaar brengen van de SDGs en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). In het rapport ‘Kansen pakken en risico’s beheersen’ geeft de SER aan dat IMVO en de SDGs elkaar versterken, en raadt overheid en bedrijven aan om de twee agenda’s in nauwe samenhang aan te vliegen. Momenteel wordt een kabinetsreactie voorbereid.
Het belang van verduurzaming en de SDGs is ook in de financiële sector verder gebracht. Zo publiceerde De Nederlandsche Bank in 2019 een onderzoek over duurzaamheidsrisico’s én doelen in de financiële sector en werd een nieuwe MVO-visie gelanceerd. Beide stukken gebruiken de SDGs als kader.

Het kabinet heeft besloten het SER-advies ‘Diversiteit in de top, tijd voor versnelling’ integraal over te nemen. Dat houdt in dat Nederlandse beursgenoteerde bedrijven worden verplicht een vertegenwoordiging van mannen én vrouwen van minimaal 30% te realiseren in hun Raad van Commissarissen. Dit verplichte vrouwenquotum helpt om de Nederlandse positie op SDG5.5 (vrouwen in leiderschapsposities) te verbeteren. Alle grote vennootschappen (± 5000 bedrijven) dienen zelf ambitieuze streefcijfers op te stellen voor de top en subtop, met een plan van aanpak te komen en over het geheel transparant te zijn.

Vernieuwde Nederland Branding: In samenwerking met het internationaal actieve bedrijfsleven werd een nieuwe positioneringsstrategie voor Nederland ontwikkeld.
Eind 2019 lanceerden ministers Kaag en Wiebes de nieuwe strategie die zich richt op Solving Global Challenges Together met de SDGs als richtsnoer. Door inclusief en duurzaam ondernemerschap van onze bedrijven is Nederland een aantrekkelijke zakenpartner voor landen die aan de uitdagingen rondom het behalen van de SDGs werken.

Kansen en uitdagingen voor de toekomst
De SDGs zijn onderling verbonden en het behalen van de doelen vraagt dus om brede maatschappelijke samenwerking. Er is behoefte aan meer kennis, modellen en goede voorbeelden. De uitdaging voor de komende tijd is om goede voorbeelden op te schalen en de positieve dwarsverbanden tussen doelen nog zichtbaarder te maken.

Ook het meten van impact blijft een uitdaging. De behoefte bij organisaties groeit om helder en meetbaar te maken wat verschillende initiatieven bijdragen aan de SDGs. Niet alleen geeft monitoring duidelijkheid over hoe elke organisatie bijdraagt, maar het helpt ook om de SDGs echt te internaliseren. In het bedrijfsleven is de belangstelling voor de SDGs nog steeds stijgende, maar is het meten en rapporteren over impact nog een uitdaging. Vanuit de overheid is inmiddels het startschot gegeven aan een onderzoek dat inventariseert welke meetmethoden bestaan en hoe deze van elkaar verschillen, elkaar aanvullen of waar nog gaten vallen.

Duurzame mobiliteit
In het streven naar duurzame mobiliteit komen verschillende SDGs samen. Klimaat, energietransitie en duurzame verstedelijking, maar ook veiligheid, gezondheid, gelijkheid (toegang tot duurzame mobiliteit), effecten op de arbeidsmarkt en verdienvermogen worden geraakt. Met de klimaatdoelstellingen als startpunt is er een kans om ook positieve effecten op deze andere doelen te bereiken.

Met het vaststellen van het Klimaatakkoord heeft de transitie naar een nieuw soort mobiliteit een stevige impuls gekregen. Er zijn afspraken gemaakt om zowel goederen- als personen- vervoer te verduurzamen. De afspraken in het Klimaat- akkoord zijn onderverdeeld in vier pijlers: (1) duurzame hernieuwbare energiedragers in mobiliteit, (2) elektrisch vervoer, (3) verduurzaming in logistiek en (4) verduurzaming van personenmobiliteit. In 2019 zijn onder andere fiscale en financiële maatregelen getroffen om elektrisch vervoer te stimuleren10, is de E10-verplichting ingegaan11, is een Liquified Natural Gas (LNG)-regeling geïntroduceerd12, zijn afspraken over de uitvoering van het Klimaatakkoord vastgesteld in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT)13 en is de Rijksoverheid toegetreden tot de Coalitie Anders Reizen14. Tevens is het gebruik van de leasefiets vereenvoudigd.

Er is veel in beweging rond mobiliteit in Nederland en in Europa. De SDGs helpen om daarbij aandacht te hebben voor veiligheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid, en om de positieve effecten van duurzame mobiliteit op onze bredere kwaliteit van leven zichtbaar te maken. Ook dragen de vele vernieuwingen bij aan innovatie en duurzame infrastructuur. Samenwerking met andere stakeholders en tussen verschillende ministeries is daarbij van cruciaal belang.

Verduurzaming van goederenvervoer en logistiek
Logistiek is een belangrijke hoeksteen van de economie en de samenleving (Nederland Distributieland). Tegelijkertijd zijn logistieke operaties een belangrijke bron van CO2- uitstoot en andere emissies. Ook de logistieke sector zal de gang naar zero-emissie mobiliteit moeten maken. Dat gebeurt in eerste instantie via middelgrote zero-emissie zones in 30-40 grotere gemeenten, zero-emissie bouw- verkeer en mobiele werktuigen, klimaatneutrale en circulaire grond, weg- en waterbouwwerkzaamheden (GWW), logistieke efficiency verbetering en een Green Deal Binnenvaart. Om goederenvervoer en logistiek op een samenhangende wijze duurzaam en efficiënt af te wikkelen, werkt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) samen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden.

Ook de scheepvaart is aan zet. Met de Green Deal Zeevaart is een transitie ingezet naar een klimaatneutrale en emissieloze scheepvaart. Hierin zijn afspraken gemaakt tussen overheid en bedrijfsleven over acties ter verduurzaming van de scheepvaart.

Er is een cruciale periode aangebroken tussen nu en 2030 voor het behalen van de SDGs, de zogenoemde Decade of Action and Delivery. Partos ziet de Nederlandse overheid als voorloper op het gebied van het betrekken van het maatschappelijk middenveld en het monitoren van de SDGs. Echter, de huidige Nederlandse inzet is niet voldoende om de doelen in 2030 te bereiken en zowel de politiek, het bedrijfsleven als ook maatschappelijke partijen en burgers zullen kritisch moeten kijken naar eigen handelen. De SDGs zijn in Nederland nog steeds onbekend en het maatschappelijk middenveld verwacht een grotere inzet van de overheid om hier verandering in te brengen, evenals een heldere visie met daadkracht om de SDGs te behalen.

Zo is er door verschillende koepelorganisaties17 op 6 november 2019 een open brief geschreven aan verschillende ministers, waarin het kabinet wordt opgeroepen om met een langetermijnvisie voor duurzame economische groei te komen. De tijd van groei om de groei is voorbij. Gezonde groei is keuzes maken. Duurzaamheid stelt grenzen aan bepaalde groei, maar geeft ook kansen aan een ander soort groei. De overheid moet het goede voorbeeld geven door bij alle ministeries de SDGs als leidraad te nemen voor het opstellen van beleid. De SDG-toets (aangepast Integraal Afwegingskader) moet structureel en grondig worden toegepast op nieuw beleid, wet- en regelgeving. Ministeries moeten transparant communiceren over hun SDG-actie.
De overheid kan bedrijven oproepen hetzelfde te doen. Deze bewustwording biedt vervolgens draagvlak voor de politiek om daadkrachtig in actie te komen.

Gendergelijkheid en de arbeidsmarkt
Gelijke kansen voor vrouwen inzake leiderschap en gelijke toegang en rechten op economische middelen zijn een essentieel onderdeel van SDG 5 (SDG 5.5 en 5.a). Volgens het rapport Part-time and Partly Equal van de OESO wordt in Nederland maar ongeveer een kwart van alle managementposities vervuld door vrouwen en voor elke 580 euro die een vrouw verdient, verdient een man ongeveer 1000 euro; dus bijna twee keer zoveel. Hiermee scoort Nederland ver onder het gemiddelde van andere welvarende OESO-landen.
Deze verschillen voor Nederland worden volgens de OESO grotendeels verklaard door het grote aandeel vrouwen die parttime werken.18 Met bijna 60 procent parttime werkende vrouwen is de Nederlandse situatie uitzonderlijk. Dit is volgens de OESO ongeveer drie keer zoveel als het aandeel parttime werkende vrouwen in andere welvarende landen. Omdat vrouwen gemiddeld minder uren werken dan mannen hebben ze een lager inkomen en maken ze tevens minder snel carrière. Ook leidt het relatief grote aandeel parttime werkende vrouwen tot een scheve distributie van (onbetaalde) taken thuis, zoals zorgen voor de kinderen. Zo besteden vrouwen in Nederland gemiddeld 225 minuten per dag aan onbetaald (huishoudelijk) werk terwijl dit voor mannen gemiddeld 145 minuten per dag is.

Bovendien krijgen vrouwen een lagere beloning per uur dan hun mannelijke collega’s in een gelijkwaardige functie met vergelijkbare ervaring. Dit volgt onder andere uit de publicatie Unequal Pay in the Netherlands van het College over salarisverschillen tussen mannen en vrouwen bij ziekenhuizen, hogescholen en verzekeraars. In alle drie sectoren bleken mannen meer betaald te krijgen dan vrouwen terwijl dit niet uitgelegd kon worden door een objectieve rechtvaardiging, zoals werkervaring. Verder hebben veel vrouwen ook last van zwangerschaps- discriminatie. Uit de publicatie Is het nu beter bevallen? van het College uit 2016 blijkt dat 43 procent van de werkende of werkzoekende vrouwen die recent een kind kregen hiermee op het werk negatief geconfronteerd wordt. Als reactie op dit onderzoek heeft het kabinet het Actieplan Zwangerschapsdiscriminatie opgesteld. Het College blijft toezicht houden en zal in 2020 opnieuw een onderzoek uitbrengen over zwangerschapsdiscriminatie in Nederland.
Een van de maatregelen die de OESO voorstelt om een meer gelijke verdeling van werk en zorgtaken tussen mannen en vrouwen te bewerkstelligen is de uitbreiding van het vaderschapsverlof. Dit past bij SDG 5.4 om gedeelde verantwoordelijkheden binnen het gezin te bevorderen.

De Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) is in dit verband een goede stap. Door de WIEG heeft een partner sinds 2019 recht op vijf dagen betaald geboorteverlof in plaats van slechts twee. Ook krijgen partners vanaf juli 2020 recht op vijf weken extra verlof voor zeventig procent van het normale loon. Doordat vaders meer bij hun kinderen zijn vlak na de geboorte – een belangrijke periode voor de zorgtaakverdeling – is het waarschijnlijk dat zij een grotere zorgtaak op zich nemen dan zonder uitgebreid verlof het geval zou zijn. Hierdoor ontstaat voor vrouwen de mogelijkheid om meer te werken en carrière te maken.
Ook helpt partnerverlof tegen zwangerschapsdiscriminatie, omdat het vrouwen na het krijgen van een kind in staat stelt weer eerder aan het arbeidsproces deel te nemen. Het blijft echter de vraag of de WIEG voldoende is om te zorgen dat genoeg mannen meer zorgtaken thuis op zich nemen. Het College adviseert, zoals ook eerder in de Internetconsultatie WIEG, dat aanvullende maatregelen genomen moeten worden zodat partners daadwerkelijk gebruik maken van het verruimde verlof. Ook moeten de effecten van de wet nauwlettend gemonitord worden.

Om het lage aandeel van vrouwen in topfuncties aan te pakken heeft de Tweede Kamer afgelopen jaar het Vrouwenquotum voor grote bedrijven goedgekeurd.
Ten minste dertig procent van de Raad van Commissarissen bij een beursgenoteerd bedrijf dient uit vrouwen te bestaan. Ook zijn grote bedrijven verplicht een plan en streefcijfers op te stellen voor meer vrouwen in de top en subtop. Met deze maatregelen geeft de overheid gevolg aan het advies van de SER. Hieruit bleek dat het tempo om genderdiversiteit in de bedrijfstop te bereiken te laag is; genderongelijkheid in de (sub)top bleef hardnekkig. De bijdrage van het vrouwenquotum aan meer gendergelijkheid moet nauwlettend gemonitord worden, zeker gezien de SER- analyse ook laat zien dat vrouwenquota in andere landen geen effect lijken te hebben op de positie van vrouwen onder de (sub)top.

Op EU-niveau draagt Nederland bij aan duurzame steden en gemeenschappen (SDG 11) door deelname aan de Urban Agenda for the EU (UAEU). In thematische Partnerschappen werken steden samen met nationale overheden, Europese instellingen, experts en elkaar aan onder meer digitalisering, migratie, mobiliteit, energietransitie en luchtkwaliteit. Dit doen we ook met Nederlandse steden in de Agenda Stad door het sluiten van City Deals op thema’s als klimaatadaptatie, leefbaarheid en veiligheid. In de huidige 20 City Deals werken, experimenteren en leren steden samen met ministeries, bedrijfsleven en maatschappelijke partners, om bestaande praktijken te vernieuwen. Zo wordt innovatie op stedelijke transitieopgaven gestimuleerd en gebouwd aan duurzame steden.

De nationale SDG-rapportage beschrijft jaarlijks de Nederlandse inzet en visie richting het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) vanuit alle sectoren. Naast de Rijksoverheid zijn dit; de decentrale overheden, het bedrijfsleven en de financiële instellingen, de maatschappelijke organisaties, de kennisinstellingen, jongeren en het College voor de Rechten van de Mens. Het onderdeel door de Rijksoverheid is dit jaar toegespitst op drie onderwerpen waarin verschillende SDGs bij elkaar komen, zogenoemde dwarsverbanden, te weten: (1) leven lang ontwikkelen en de toekomst van werk; (2) duurzame mobiliteit; en (3) duurzame verstedelijking. Dit geeft een beeld van hoe de Rijksoverheid gezamenlijk en geïntegreerd optrekt om antwoorden te formuleren op complexe uitdagingen. Veel van deze initiatieven dragen direct bij aan het behalen van de SDGs, hoewel dit nog niet standaard benoemd wordt. De Rijksoverheid heeft daarom het voornemen om bij toekomstig relevant beleid expliciet inzichtelijk te maken aan welke SDGs het bijdraagt, conform motie Van den Hul11.

Bron: Vierde SDG rapportage Nederland ontwikkelt duurzaam, mei 2020

Interesse of vragen?

Neem geheel vrijblijvend contact met ons op!