Deze week is het de Week van de Circulaire economie. Daarmee krijgt deze economie van de toekomst, waarin we allemaal wat duurzamer moeten worden, weer de nodige aandacht.
Gelukkig krijgt de circulaire economie ook buiten deze week al steeds meer aandacht. Je zou het wel de meest populaire toepassing van duurzaamheid kunnen noemen. Ook de overheid omarmt steeds meer deze uitgangspunten.
Hoewel we zien dat er steeds meer over wordt gesproken, zien we helaas ook nog veel misverstanden. Bijvoorbeeld doordat nog niet iedereen zich ervan bewust is dat een Circulaire economie pas werkt als het al onze huidige uitgangspunten van een (gezonde) economie in twijfel trekt. Het vraagt om een hele andere benadering van economische principes.
Dus helaas, (alleen) wat grondstoffen laten rondcirculeren is nog geen échte circulaire economie.
Daarmee is circulaire economie mogelijk ook wat complexer in te voeren, dan we graag zouden zien.
Het vraagt om een andere benadering. Daarom het voorstel om de volgende drie thema’s op de politieke- en maatschappelijke agenda te zetten en te houden:
1) Laat de ontmanteling – na het afdanken van het product – over aan de producent.
Deze weet immers exact hoe het product in elkaar zit en dus ook het beste hoe ze het meest effectief ontmanteld kan worden aan het einde van de levenscyclus. Bijkomend voordeel van deze verantwoordelijkheid is dat de producent er dan ook onbetwist meer aandacht voor krijgt. Waarschijnlijk zal er dan een aantal zaken meteen veel slimmer aangepakt worden omdat ook hiervoor een verdienmodel zal ontstaan. Nu heeft een producent nog te weinig voordeel van een goede ontmanteling. Daarom zou de overheid ook wettelijke verplichting en verantwoordelijkheid moeten gaan stellen aan ontmanteling. Zo activeer je het bedrijfsleven echt bij te dragen aan de verduurzaming van de samenleving.
Maar een slimme producent zou dan zelf nog wel een stapje verder kunnen gaan. Want hij heeft namelijk binnen de (échte) circulaire economie een levensgroot belang. Namelijk dat de meest essentiële grondstoffen ‘puur’ blijven. Want het gebruik van ‘vuile’ en gemixte grondstoffen is veel lastiger bij het opnieuw verwerken van producten.
Als producent heb je dus belang bij een 100% ‘retour-stroom’ van je eigen grondstof. Of veel liever nog, dan heb je de complete onderdelen retour die het nog prima doen en zo weer in een ander volgend product passen! Als je het goed bekijkt zit bij een circulaire economie eigenlijk alles wat je voor een nieuw product nodig hebt, qua grondstof, vaak ook al verscholen in het oorspronkelijke ‘oude’ product wat je terugkrijgt. Waarom zou je dan niet zelf eigenaar blijven als producent ? Zodat niemand anders ermee vandoor kan gaan?
Dit alles heeft zoveel voordelen vanuit de circulaire economie voor de producent en de samenleving, dat het gek is dat dit nu al niet veel meer gebeurt.
Hoe gaat dit in de praktijk?
Bijvoorbeeld; Miele, de wasmachine-producent. Ze stoppen met verkopen van wasmachines en gaat ze alleen nog maar verhuren. Miele wordt hiermee ‘schone-was-dienstverlener’ en doet precies wat je ook in de zeven R-en van de Circulaire economie terugvindt. Miele belooft haar klanten dus wel onverminderd de ultieme schone was, maar hoeft voor nieuw inkomen daarvoor niet telkens weer een nieuwe wasmachine te verkopen. Opeens wordt het heel interessant om alleen nog ‘onverwoestbare en super gebruiksvriendelijke wasmachines’ te produceren. Als dit je hoofdactiviteit wordt, dan zorgt er natuurlijk ook voor dat ze bijna niet meer kapot gaan. En als ze dan toch kapot gaan, dan heb je vervolgens groot belang bij standaard reserve-onderdelen. En ook daar heb je natuurlijk dan goed over nagedacht, zodat je een stuk minder hoeft te produceren om toch een hele goede business te hebben.
De consument hoeft dus geen eigenaar meer te zijn, met alle gedoe van dien, maar mag des te meer zeer hoge eisen stellen aan een dienstverlening. Iedereen blij.
Voordeel is dat er nooit meer onzorgvuldig met bruikbare onderdelen of grondstoffen zal worden omgegaan.
2) Hoe betalen we de circulaire economie?
Dit is misschien wel het meest belangrijke, maar dermate complex vraagstuk, dat het tegelijk de meest grote uitdaging vormt. Als we namelijk vasthouden aan de huidige vorm van onze economie, dan kan er namelijk helemaal geen circulaire economie ontstaan.
Alle huidige economische systemen zijn namelijk gericht op economische groei. En dat kan alleen als je telkens wat toevoegt aan de economie. Maar hoe gaat dat dan in een circulaire economie?
Nu halen we veel toegevoegde waarde uit het delven van grondstoffen uit natuurlijke bronnen. Als we dat delven uit de natuur niet, of veel minder gaan doen, dan zou je dus de groei aan de waarde van hergebruik van grondstoffen moeten ontlenen. En dat gaat nog niet zo hard. De grondstoffen blijven te goedkoop.
Waarbij het natuurlijk de vraag is hoe dan nu kan? Wie of wat betaalt dit surplus? Waarschijnlijk kan dit omdat we de samenleving voor de rekening laten opdraaien en we bereid zijn de aarde uit te putten.
In een circulaire economie ga je dit anders doen. Met patronen die tot nu toe nauwelijks te financieren zijn. Grondstoffen worden niet zomaar meer waard. De kosten om de grondstoffen telkens weer te gebruiken, kunnen niet zomaar worden verlegd naar de consument.
Maar ook het ‘in eigen bezit’ houden van producten, zoals hierboven als stimulerend voor een circulaire economie wordt zien, is eigenlijk niet te doen voor de producent. Stel je voor dat Miele alle wasmachines moet gaan voorfinancieren en pas op de veel langere termijn hier surplus op kan krijgen. Dat gaat binnen ons huidige economisch stelsel helemaal niet. En dat is dus een groot probleem.
De conclusie is dat er eigenlijk -van rechtswege- een extra stimulerende regeling moet komen. Iets wat lijkt op een belasting op nieuwe grondstoffen of juist een mooie fiscale korting bij gebruik van alleen herbruikbare grondstoffen.
Dat werkt waarschijnlijk het best als je alleen voordeel krijgt als je ook daadwerkelijk zelf die eigen grondstoffen weer gaat gebruiken. Alleen dan geef je de producenten ook echt de incentive om er in de productie meteen rekening mee houden. Want dan geldt; wat je nu in elkaar produceert, moet je straks zelf weer uit elkaar halen of opnieuw gebruiken. En dan ga je daar vanzelf slimmer in worden.
Het moet dus financieel veel interessanter worden om ‘korte cirkels’ te maken met grondstoffen en hergebruik van componenten. Nu zijn alle verdienmodellen gebaseerd op het tegenovergestelde. Namelijk: We verdienen met zoveel mogelijk te verkopen en hopen het daarna nooit meer terug te zien. Inktcartridges zijn een goed voorbeeld. De inkt kost bijna niks, de printer kost bijna niks, maar die cartridges zijn niet aan te slepen. En lang niet alle lege cartridges komen weer terug bij de leverancier. Vaak liever niet zelfs, want die exemplaren zijn vaak veel storingsgevoeliger.
Hergebruik is bij een dergelijk economisch principe totaal niet interessant. En daar moet paal en perk aan worden gesteld.
Het doel wat we willen bereiken is helder, maar de weg er naartoe gaat te vaak gepaard met verkeerde keuzes. Want zo komen we er niet.
Een circulaire economie is dus lastig te bereiken omdat het zich zo slecht verhoudt tot de grondslagen van de huidige economie. We willen wel, maar we zetten onszelf klem.
Er is een grote verandering van ‘script’ nodig. We moeten anders gaan denken
3) Hoe bereik je anders denken en anders handelen van mensen?
Als afgeleide van de eerste twee onderwerpen kunnen we concluderen dat een circulaire economie enerzijds een hele abstracte term is, die lastig helemaal concreet te maken is. Anderzijds is het juist heel concreet als je het omschrijft als iets stoffelijks. Iets dat alleen met materie te maken heeft. Dus misschien moet daar nog iets anders aan worden toegevoegd. Het is namelijk de mens die de circulaire economie mogelijk moet maken.
Natuurlijk moeten we minder Co2 uitstoten. Natuurlijk moeten we meer grondstoffen hergebruiken. Sommige stoffen raken gewoon uitgeput, dus op den duur hebben we geen keuze meer.
Maar er is meer. Voor elke van deze oplossingen zit er een mens aan de knoppen. Die doet iets wel of doet iets niet. Voor elk besluit, op de grote schaal die nodig is, hebben we een meerderheid nodig die zich bewust is dat het om grote aanpassingen van ons allen vraagt.
We kunnen niet niks willen veranderen en toch een verandering verwachten.
Er moet dus een veel stevigere dialoog komen in de samenleving over wat we verwachten van onszelf en onze medemens. Kunnen we zo door? Willen we nog wel zo door? Hoe voorkomen we dat we teveel op ramkoers komen te liggen met de huidige economische modellen? Wanneer zetten we de overgang in naar andere economische modellen?
Maar ook; Wie krijgt straks de rekening als we daar niet nu mee beginnen?
Mogen we een keer voorbij de ‘Geitenwollensokken’-prietpraat en moeten we niet een keer aan de slag? We willen toch een goede economie? Prima, dus doe er dan wat aan! Zoals we nu leven, houdt binnenkort gewoon op, en dan?
Is de Circulaire economie echt het alternatief wat we zien voor de toekomst? Misschien moeten we deze nieuwe economie en wat daar voor nodig is, dan wat meer serieus gaan nemen!